zaterdag 26 maart 2011

Wandelen door Amsterdam – van pakhuis, naar kerk, naar hofje, naar studentenhuis.

In de vorige bijdrage heb ik het Brienenhofje besproken aan Prinsengracht 89-133. Niet ver hier vandaan ligt nog een hofje, ’t Zon’s Hofje (Prinsengracht 157-171).
Het Zon’s Hofje is bijna 250 jaar oud, maar de lange gang naar het Hofje is al meer dan 350 jaar oud. Hoe dit tot stand is gekomen is een lang verhaal en daarvoor gaan we terug naar de 17de eeuw.
Dit verhaal begint bij Jacob Willemsz. Blaeuhelm, een lakenkoper van de Nieuwendijk. Hij kreeg bij de derde uitleg van Amsterdam in 1615 zes erven aan de Prinsengracht op de hoek met de Prinsenstraat. Zie afbeelding. De erven langs de straat verkocht hij al snel aan nieuwe gegadigden, maar de binnenplaats hield hij voor zichzelf, waar hij een tuinhuis liet plaatsen. De gang met een poort aan de Prinsengracht was geboren.
Via via kwam het terrein in bezit van Marten Looten, een doopsgezinde koopman. Deze doopsgezinde gemeente bezat naast een kerk (of beter vergaderzaal) aan het Singel, een tweede vergaderzaal aan de Prinsengracht die “de kleine Zon” werd genoemd. Deze kerk was dus in zijn geheel inpandig gebouwd en slechts te bereiken door een lange gang aan de Prinsengracht en een tweede gang aan de Prinsenstraat, die er nu niet meer is.
Gesticht in 1765 en vernieuwd in 1893 werd het gebouwd voor alleenstaande, doopsgezinde vrouwen van boven de 50 jaar. Het had ook een eigen schuilkerkje: De Arke Noach. Ga je de lange gang door, de doopsgezinden mochten geen zichtbare ingang aan de Prinsengracht hebben, dan kom je op een prachtig binnenplaatsje. Aan je linkerhand bevindt zich de oude ingang van de bestuurskamer. Boven de deur die nog herinnert aan het schuilkerkje bevindt zich een gevelsteen van de Arke Noach. Boven deze schildering hangt, in een witmarmeren nis, een klok met Romeinse cijfers boven zes dichtregels en het jaartal 1765. De schuilkerk had twee ingangen: de huidige aan de Prinsengracht en een verdwenen ingang aan de Prinsenstraat. De kerk is in gebruik geweest bij de Doopsgezinde Gemeente van 1674 tot 1679.
Vanaf 1755 werd de kerk niet meer gebruikt en besloot de gemeente dat het gebouw voor een ander doel moest worden gebruikt. De meester-timmerman Willem Ebbenhoven maakte een mooi plan om er een Oude Vrouwenhuis te bouwen. Er kwam uiteindelijk een mengsel van hofje en verzorgingshuis tot stand. Voor die tijd was het verzorgingshuis van alle gemakken voorzien, zoals veel pomp- en regenwater, voor iedere bewoonster een afgeschoten turfhok met daartegenover droogruimte voor de was. Ook had iedere verdieping een gootsteen. Tenslotte werd als herinnering aan het verleden boven de voordeur een gevelsteen aangebracht, waarop de Arke Noachs stond bestraald door de Zon. Daardoor wisselde de naam van het hofje in de volksmond van De Zon naar Arke Noachs
Begin 19de eeuw woonde Jurriaan Andriessen met zijn gezin naast ’t Zon’s Hofje. Hij was schilder van behangsel- en decoratiewerk. Zijn 2de zoon Christiaan trad in vaders voetsporen en ging al vroeg naar de Amsterdamse Tekenacademie. Christiaan schreef een ongebruikelijk dagboek, dat hij tussen 1805 en 1808 in het Zon’s Hofje bijhield. In dit ‘journaal’ maakte hij elke dag een tekening van het dagelijks leven op dit adres en op straat, met grappige onderschriften.
In de 20ste eeuw kwamen de kamers steeds meer leeg te staan, omdat de doopsgemeente verschillende, volkomen nieuw opgetrokken, hofjes bezat. Voor de oude doopsgezinde dames was het veel aantrekkelijker om hier naartoe te verhuizen. Maar wat nu?
In 1964 kwam een lid van de Nieuwe Vereniging van Amsterdamse Studentes, die in 1963 was opgericht. Dit was een historisch moment, want vanaf dat moment kwam er velen meer. In 1967 verliet de laatste bejaarde bewoonster het Zon’s Hofje en sindsdien wordt het uitsluitend bewoond door studenten.
Het hofje is dagelijks te vrij en gratis te bezoeken tussen 10.00 uur 's ochtends en 17.00 uur 's middags. Geniet!

zondag 13 maart 2011

Grand Hotels d'Amsterdam

Grand Hotel Amrâth Amsterdam - Scheepvaarthuis


In 1912 besloot een vijftal Amsterdamse rederijen tot de oprichting van de NV Kantoorgebouw Het Scheepvaarthuis. Het doel was om een gezamenlijk en gemeenschappelijk kantoor te laten bouwen en te betrekken. De lokatie van het hotel moest zich vlakbij het redelijk nieuwe Centraal Station bevinden, maar bovenal in het Quartier Maritime van Amsterdam ofwel aan het IJ.


Vlakbij het Centraal Station was voor de rederijen helaas niet haalbaar en toen kwamen zij op de huidige lokatie uit. Voor de bouw van het Scheepvaarthuis moesten fraaie koopmanshuizen wijken. Deze lokatie is eigenlijk ook veel logischer. Aan het IJ, waar vandaan het eerste VOC-schip richting Nederlands-Indië vertrok.

In 1913 werd de opdracht gegeven aan de ervaren architecten, constructeurs en broers Van Gendt. De nog onbekende, weinig ervaren maar veelbelovende architect Van der Mey leverde het esthetische ontwerp. Dit deed hij niet alleen, want hij riep ook de hulp in van bekendere architecten, zoals Michel de Klerk en Piet Kramer. Deze architecten van de Amsterdamse School mochten een nieuw monument aan de stad toevoegen.

De vijf rederijen verlangden een ontwerp dat de grootsheid van de Nederlandse scheepvaarttraditie tot uitdrukking zou brengen. Van der Mey benaderde hiervoor gerenommeerde beeldhouwers zoals Hildo Krop, Van der Eijnde en Brouwer, maar ook de glazenier Bogtman.

Het Scheepvaarthuis staat op een driehoekig perceel, waarbij de hoofdingang zich in de scherpste punt bevindt. Het drie verdiepingen hoge gebouw roept direct associaties op met de boeg van een schip.

De afwisselend zware en lichte kolommen van het betonskelet zijn door Van der Mey met bakstenen bekleed. Het gebruiken van platte bakstenen in bijzondere kleuren en de wijze van metselen en voegen waren voor die tijd nieuwe vindingen. Dat de relatief onbekende Van der Mey zulke (artistieke) vrijheden genoot van de opdrachtgevers mag toch indrukwekkend worden genoemd. Het gebouw heeft een sterk verticaal accent. Wat het geheel zo bijzonder maakt, is dat de constructie heel erg het ritme van de gevels bepaalt. Omdat het geen dragende constructie is, kon Van der Mey helemaal los gaan met zijn decoratieve ontwerpen.


Ondanks het forse gebouw, sluit het geheel door de sterke geleding, de smalle hoge vensters en de subtiele detaillering toch heel goed aan bij de kleinschalige omgeving.

De decoratieve ontwerpen zijn indrukwekkend te noemen. Deze zijn duidelijk op wens van de opdrachtgevers ontworpen en geplaatst en geven een beeld van de belangrijkste perioden uit het maritieme verleden. Belangrijke figuren uit de vaderlandse geschiedenis zijn door Hildo Krop prachtig verbeeld met onderschrift. Voor het beeldhouwwerk zijn uiteenlopende materialen gebruikt, waaronder graniet. Maar ook terracotta en vooral het prachtige smeedwerk is een vermelding waard. Het lag in de bedoeling het karakter van elk dezer zeeën in de figuren, die ze moesten vertegenwoordigen, aan te duiden : het mystieke van de Indische Oceaan in tegenstelling tot het meer zonnige en lachende karakter van de Middellandse zee ; het onstuimige van de Atlantische Oceaan en het eenzame van de Stille Zuidzee. Het moge duidelijk zijn dat dit bijzonder goed is geslaagd.

In het eveneens fraai gedecoreerde interieur bepalen stucwerk, lichte marmersoorten en glas-in-lood de sfeer. Het gehele interieur straalt de sfeer van de zee en de scheepvaart uit: het vele marmerwerk, het smeedijzer en zelfs de vloerbedekking tonen de golven van de zee, de drietand van Neptunus, zeepaardjes en tekens van de dierenriem. Ook de vele glas-in-lood werk toont voorstellingen van schepen en maatschappijsymbolen. De beeldende kunsten gaan in zijn geheel op in de architectuur. Het summum op kunsthistorisch gebied dus. Dit gebouw staat bekend als het oudste voorbeeld van de Amsterdamse School, de Nederlandse variant op het expressionisme in de architectuur.


Nadat de KNSM met de fusie met de Koninklijke Nedlloyd Groep in 1981 Amsterdam verruilde voor Rotterdam, kwam daarvoor in de plaats het hoofdkantoor van de Gemeentelijke Vervoersbedrijf. De gemeente kocht het pand. Het hoofdkantoor heeft er tot 2005 ingezeten totdat het GVB naar Sloterdijk verhuisde. De huidige eigenaar is een projectontwikkelaar. Hij mocht het pand voor een luttel bedrag van de gemeente kopen. Op voorwaarde het monumentale gebouw aan de buitenkant op te knappen. Het Bestemmingsplan voorziet een hotel in het Scheepvaarthuis.

Tegenwoordig huist er, volgens verschillende lijstjes, het beste hotel van Amsterdam in het Scheepvaarthuis. Grand Hotel Amrâth Amsterdam.

In de voormalige directievertrekken in de punt van het Scheepvaarthuis bevinden zich de grootste suites. Een combinatie van prachtige monumentale details, schitterend oud meubilair en moderne voorzieningen. Sommige badkamers zijn volledig van glas. Deze suites beschikken over een badkamer, slaapkamer en een of twee andere meer dan riante vertrekken, zoals een separate zit-/werkkamer.

Meer lezen: http://www.amsterdamboeken.nl/
Wilt u dit boek bestellen? Het is te koop voor €49,90 exclusief verzendkosten. In Amsterdam alleen tot zondag 20 maart GRATIS bezorging.

vrijdag 4 maart 2011

Top 10 Highlights Osdorp

De eerste vermeldingen van Osdorp dateren uit ± 1100 en is daarmee dus ouder dan de stad Amsterdam. In 1529 echter, werd het dorp door de heer van Brederode aan Amsterdam verkocht, alhoewel het dorp bestuurlijk zelfstandig bleef. Vanaf 1816 ging Osdorp deel uitmaken van de gemeente Sloten, totdat de gemeente Sloten in 1921 door Amsterdam werd geannexeerd.
Osdorp lag nabij het in 1644 drooggelegde Slotermeer. In 1650 werd een kerk gebouwd, gewijd aan de heilige Pancratius, voor de Rooms-katholieken die uit de kerk van Sloten waren verdreven. In 1789 werd deze vernieuwd. In 1836 woei de toren eraf; in hetzelfde jaar trad het Haarlemmermeer ver uit zijn oevers en overspoelde het dorp. In 1901 moest de kerk worden afgebroken, omdat deze teveel verzakt was. Een nieuwe Pancratiuskerk werd gebouwd in Sloten. Wel bleef er nog een oud kerkhof over.
Tot in de jaren 1950 was het een landelijk gebied. Tussen 1948 en 1956 werd de Sloterdijkermeerpolder uitgegraven (nu Sloterplas genoemd) voor het opspuiten van zand voor de bouw van de Westelijke Tuinsteden.
Tot zover de geschiedenis, maar wat zijn nú eigenlijk de highlights van Osdorp?
Ik heb een willekeurige top-10 gemaakt, die in een prachtige wandeling is te bezichtigen.
In 1992 begon stadsdeel Osdorp in een publiek-private samenwerking met ING aan het upgraden van het winkelcentrum. Naast winkels, de vernieuwde Meervaart en parkeergarages worden ook ruim 200 woningen gebouwd. De eerste fase bestond uit huurwoningen en vrije sector woningen.
1.       Meer en Vaart 179-183 (2002)
De derde fase van bouwen rondom het Osdorpplein heeft ons een levendige oever van de Sloterplas opgeleverd, met het hippe club-restaurant Opium. Het ontwerp voor Opium komt van Tangram-architecten. Uitgangspunt was om een meerhoekig gebouw te creeren ten opzichte van alle rechthoekige gebouwen. Andere projecten van Tangram-architecten kun je o.a. zien in Amsterdam De Aker.

2.       Osdorpplein 745-768 (1998)
De architecten Ellerman, Lucas en Van Vugt hebben het aanzien van het Osdorpplein aanzienlijk verbeterd. Zoals de woningen aan Osdorpplein 745-768 boven de ingang van Albert Heijn XL. Van dit voormalige kantoorgebouw zijn alleen de betonnen draagstructuur, trappenhuizen en lift gebruikt. De nieuwe gevel bestaat uit alleen een buiten-isolatie systeem van stucwerk met houten puien.

3.       Osdorpplein 142-230 (1998)
Henk Klunder Architecten is verantwoordelijk voor de woontoren aan de Osdorpergracht. Deze woontoren is de blikvanger van het Osdorpplein.

4.       Oeverpad 192 De Schutterstoren(2007).
Aan de Sloterplas heeft DKV Architecten een opvallend baken neergezet tussen de vierkante woongebouwen en de hoekige kantoren. De opvallende vorm kon niet in de hoogte worden gezocht, aangezien de toegestane hoogte van de bebouwing beperkt was tot de bestaande bebouwing.
In plaats daarvan bepalen de vorm en de materiaalkeuze dit prachtige gebouw. De slanke basis wordt gevormd door een betonnen kolom, waarin het trappenhuis en de liftschacht zijn opgenomen. Niet alleen de vorm, maar ook de gevel zelf maken het gebouw herkenbaar. De gevel is opgebouwd uit lichte, aluminium puien met een alternerend ritme van glazen en aluminium delen. Het is een gevelbehandeling die duidelijk de handtekening van DKV draagt.

5.       Oeverpad 330-450 (1998)
De stedenbouwkundige hoofdopzet van dit ontwerp was een U-vormig bouwblok van maximaal vier bouwlagen op een halfverdiepte onderbouw met daarnaast een torentje van maximaal zeven bouwlagen. Dit avontuurlijk vormgegeven gebouw is een combinatie van een woon-zorgcomplex en vrije sector koopwoningen.

6.       Nieuwe Laan, Wildeman (2000)
Deze twee woontorens staan als grote blokken in een omgeving met flats. Elke toren telt negen bouwlagen en heeft de vorm van een kwadrant. De ingang bevindt zich aan de noordzijde, waar de centrale hal  met lift en vluchtweg tussen twee kleinere woningen is geschoven. De twee overige woningen zijn groter en bevinden zich aan de zuidzijde.

7.       Reimerswaalstraat 1A1-1M10 – (Oklahoma, 1997)
Wat je niet zou zeggen wanneer je dit gebouw ziet, is dit gebouw het woonzorgcentrum Johannes de Deo herbergt. Woningcorporatie Het Oosten wilde een jong en energiek architectenbureau een markant gebouw laten ontwerpen. Dat is gelukt!
De uitkragende woningen zijn met stalen vakwerken aan de betonnen hoofdconstructie opgehangen. Naast deze kostbare kunstgreep heeft het gebouw ook nog een onorthodoxe combinatie aan gevelmaterialen.

8.       Dijkgraafplein – Hangbrugwoningen (1970)
Dit plein wordt gedomineerd door een woon-winkelcomplex, dat ontworpen is door J.P. Kloos, en gebouwd is in 1970 in opdracht van woningcorporatie Onze Woning. Het meest opvallend zijn de aan de gevel hangende beglaasde galerijen, die meerdere verdiepingen ontsluiten.

9.       Evertsweertplantsoen 3 (De Kikker, 2007)
De eerste winnaar van de Gouden A.A.P. (Amsterdamse Architectuur Prijs) in 2008. Dok Architecten is verantwoordelijk voor de opvallende verschijning aan het Evertweertplantsoen.
Twee basisscholen, een Kinderdagverblijf en een GG&GD delen samen een nieuw, knalgroen, complex: De Brede School. Doel is de interactie tussen de verschillende groepen bevorderen.
In het ontwerp is in eerste instantie gedacht aan het goed functioneren van elk onderdeel van het gebouw afzonderlijk. De gehele draagconstructie is uitgevoerd in hout, dit maakt het gebouw licht in gewicht en uitstraling. Het hout maakt de school raakbaar, zacht, kleurrijk en gemêleerd en geeft een leefbare atmosfeer.

10.   Jan van Zutphenplantsoen (Vier Torens, 2009)
Op een vrijgekomen strook langs het Jan van Zutphenplantsoen en het water van de Slotervaart, zijn vier woontorens van elf verdiepingen gerealiseerd. Ze staan met een ruime onderlinge afstand als grote schijven in het park, waarbij ze met hun kopse kanten aansluiten bij enerzijds het water en anderzijds de wijk. Aan beide zijden zijn de volumes opgetild zodat ze zich letterlijk openen naar de het water en de wijk.
Het uiterlijk van de blokken wordt gekenmerkt door horizontale banden van verdiepingshoge ramen en een patroon van aluminium gevelplaten die de afzonderlijke woningen accentueren. Door de interne spiegeling van appartementen is een afwisselend gevelpatroon ontstaan dat te zien is als een subtiel spel met de begrippen standaardisatie en individualisatie. Alle vier de torens staan op een ondergrondse parkeergarage waarvan het dak als openbaar park is ingericht, met een wandelpromenade aan de waterkant. Vooral aan deze zijde roept het ensemble door de ritmiek in stedebouwkundige situering associaties op met het modernisme van kort na de Tweede Wereldoorlog en - meer specifiek - met de beroemde flats van architect J.F. Berghoef langs de Cornelis Lelylaan.