In de vorige bijdrage heb ik het Brienenhofje besproken aan Prinsengracht 89-133. Niet ver hier vandaan ligt nog een hofje, ’t Zon’s Hofje (Prinsengracht 157-171).
Het Zon’s Hofje is bijna 250 jaar oud, maar de lange gang naar het Hofje is al meer dan 350 jaar oud. Hoe dit tot stand is gekomen is een lang verhaal en daarvoor gaan we terug naar de 17de eeuw.
Dit verhaal begint bij Jacob Willemsz. Blaeuhelm, een lakenkoper van de Nieuwendijk. Hij kreeg bij de derde uitleg van Amsterdam in 1615 zes erven aan de Prinsengracht op de hoek met de Prinsenstraat. Zie afbeelding. De erven langs de straat verkocht hij al snel aan nieuwe gegadigden, maar de binnenplaats hield hij voor zichzelf, waar hij een tuinhuis liet plaatsen. De gang met een poort aan de Prinsengracht was geboren.
Via via kwam het terrein in bezit van Marten Looten, een doopsgezinde koopman. Deze doopsgezinde gemeente bezat naast een kerk (of beter vergaderzaal) aan het Singel, een tweede vergaderzaal aan de Prinsengracht die “de kleine Zon” werd genoemd. Deze kerk was dus in zijn geheel inpandig gebouwd en slechts te bereiken door een lange gang aan de Prinsengracht en een tweede gang aan de Prinsenstraat, die er nu niet meer is.
Gesticht in 1765 en vernieuwd in 1893 werd het gebouwd voor alleenstaande, doopsgezinde vrouwen van boven de 50 jaar. Het had ook een eigen schuilkerkje: De Arke Noach. Ga je de lange gang door, de doopsgezinden mochten geen zichtbare ingang aan de Prinsengracht hebben, dan kom je op een prachtig binnenplaatsje. Aan je linkerhand bevindt zich de oude ingang van de bestuurskamer. Boven de deur die nog herinnert aan het schuilkerkje bevindt zich een gevelsteen van de Arke Noach. Boven deze schildering hangt, in een witmarmeren nis, een klok met Romeinse cijfers boven zes dichtregels en het jaartal 1765. De schuilkerk had twee ingangen: de huidige aan de Prinsengracht en een verdwenen ingang aan de Prinsenstraat. De kerk is in gebruik geweest bij de Doopsgezinde Gemeente van 1674 tot 1679.
Vanaf 1755 werd de kerk niet meer gebruikt en besloot de gemeente dat het gebouw voor een ander doel moest worden gebruikt. De meester-timmerman Willem Ebbenhoven maakte een mooi plan om er een Oude Vrouwenhuis te bouwen. Er kwam uiteindelijk een mengsel van hofje en verzorgingshuis tot stand. Voor die tijd was het verzorgingshuis van alle gemakken voorzien, zoals veel pomp- en regenwater, voor iedere bewoonster een afgeschoten turfhok met daartegenover droogruimte voor de was. Ook had iedere verdieping een gootsteen. Tenslotte werd als herinnering aan het verleden boven de voordeur een gevelsteen aangebracht, waarop de Arke Noachs stond bestraald door de Zon. Daardoor wisselde de naam van het hofje in de volksmond van De Zon naar Arke Noachs
Begin 19de eeuw woonde Jurriaan Andriessen met zijn gezin naast ’t Zon’s Hofje. Hij was schilder van behangsel- en decoratiewerk. Zijn 2de zoon Christiaan trad in vaders voetsporen en ging al vroeg naar de Amsterdamse Tekenacademie. Christiaan schreef een ongebruikelijk dagboek, dat hij tussen 1805 en 1808 in het Zon’s Hofje bijhield. In dit ‘journaal’ maakte hij elke dag een tekening van het dagelijks leven op dit adres en op straat, met grappige onderschriften.
In de 20ste eeuw kwamen de kamers steeds meer leeg te staan, omdat de doopsgemeente verschillende, volkomen nieuw opgetrokken, hofjes bezat. Voor de oude doopsgezinde dames was het veel aantrekkelijker om hier naartoe te verhuizen. Maar wat nu?
In 1964 kwam een lid van de Nieuwe Vereniging van Amsterdamse Studentes, die in 1963 was opgericht. Dit was een historisch moment, want vanaf dat moment kwam er velen meer. In 1967 verliet de laatste bejaarde bewoonster het Zon’s Hofje en sindsdien wordt het uitsluitend bewoond door studenten.
Het hofje is dagelijks te vrij en gratis te bezoeken tussen 10.00 uur 's ochtends en 17.00 uur 's middags. Geniet!