Volgens het XYZ van Amsterdam is Luilak een feest waarbij iedereen die niet vroeg genoeg opstond om voor dag en dauw mee te gaan voor Luilak uitgescholden werd en moest trakteren. De Amsterdamse Luilak was meer een ochtend waarop de jeugd vrij was de Amsterdamse bevolking in alle vroegte uit bed te bellen, uit bed te jagen door heidens kabaal te maken.
Een van de liedjes die traditioneel bij Luilak wordt gezongen, is:
"Luilak, beddezak.
Staat om negen uren op.
Negen uren, hallef tien,
heb je die luilak al gezien?".
Luilak betekende vooral belletje trekken, fikkie stoken en lawaai maken met blikken en pannen, maar in sommige Amsterdamse volksbuurten had de politie op de zaterdag voor Pinksteren zijn handen vol aan jonge rebellen. Tot eind jaren ’70, begin jaren ’80 van de 19e eeuw. In de jaren ’30 van de 20ste eeuw zien we een herleving van het heidense gebruik, totdat in de jaren ’50 en ’60 de Luilakvieringen grimmiger worden.
Tegenwoordig wordt Luilak, een niet-Christelijk feest, nog alleen in de kop van Noord-Holland gevierd op de zaterdag voor Pinksteren.
Maar waar komt Luilak vandaan?
Net als Hartjesdag en Sint Maartensdag moet de oorsprong van Luilak gezocht worden in oude, heidense gewoonten. Zoals ook het Kerstfeest in de plaats van het grote Joelfeest, ter ere van de onoverwonnen zon, kwam. Onze Christelijke voorvaders hebben zo ook het Pinksterfeest geïntroduceerd om het heidense Meifeest te vervangen ter ere van de weer ontwaakte natuur.
Luilak wordt dan ook gevierd op het moment dat de natuur weer tot bloei komt en menig huisvrouw de “Grote Schoonmaak” voor de boeg heeft. Kortom, er moest flink worden aangepakt. Langslapers en laatkomers werden daarom door de jeugd bespot en bestraft. Zij werden met lawaai gewekt of moesten trakteren.
In de jaren dertig van de 20ste eeuw wordt in verschillende krantenartikelen betreurd dat de luilakviering zo goed als vergeten is. Er worden pogingen gedaan om de traditie in ere te herstellen en daarbij de vroegere excessen in de volksbuurten te vermijden. Mede door deze initiatieven neemt de viering weer toe. In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog wordt luilak op een tamelijk onschuldige manier gevierd door veel Amsterdamse kinderen, die met “groenteblikken, oude fluitketels en ander geraasmakend materiaal door de straten trekken”.
De klachten over baldadigheid nemen gestaag toe. Tot halverwege de jaren vijftig gaat het daarbij om dichtgebonden huisdeuren, brievenbusbrandjes, kapotte ruiten, bekraste auto’s en in brand gestoken autobanden. Er wordt in die jaren ook nog wel op positieve toon over luilak geschreven. Trouw schrijft in 1956: “Iedere jongen heeft naar hartelust zijn kwajongensstreken kunnen botvieren. Minutenlang mocht hij zijn vinger op een bel houden en de brievenbus luid laten klepperen, alleen omdat het luilak was. Geen agent, zelfs geen ‘kwaaie’ haalde het in zijn hoofd er iets van te zeggen.”
De ernstigste ongeregeldheden concentreren zich in de jaren zestig op een aantal vaste plekken, die niet alleen in de volksbuurten liggen. Berucht zijn het Bos en Lommerplein, de Jan Pieter Heijestraat bij de Jacob van Lennepkade, de Rooseveltlaan bij de Waalstraat, de Van Woustraat bij de Albert Cuypstraat – waar jaarlijks de tramrails worden gebarricadeerd – en de Beethovenstraat hoek Gerrit van der Veenstraat.
Waarom werden de Luilakvieringen grimmiger?
Drie onderzoekers interviewden de kinderen. Een groot deel komt er ieder jaar “omdat er altijd iets te gebeuren is”. Ze zijn tussen de acht en achttien jaar en komen uit de buurt zelf. Er is steeds een ploeg van ongeveer honderd jongeren aanwezig, waaronder hooguit tien meisjes. Het verloop is groot; teleurgestelden verlaten het strijdperk. Alle kinderen zijn het erover eens dat het vorig jaar leuker was “want toen werden we achterna gezeten door de motorpolitie”. Het rapport concludeert: “de waardering die de deelnemers hebben voor deze en vroegere luilakvieringen, is steeds gesteld in termen van politieoptreden. Typerend is het gejuich dat opgaat zodra de politie na afzijdigheid gaat optreden”. De onderzoeksgroep constateert dat er geen sprake is van het afreageren van opgekropte vijandschap of ontevredenheid, maar veel meer van een kat-en-muisspel, waarbij men hoopt dat door een kleine daad de politie overgaat tot tegenactie.
Hier zie ik parallellen met de tegenwoordige vieringen van bijvoorbeeld een kampioenschap van onze Amsterdamse trots Ajax. Ook hier zie je dat men op zoek is naar een confrontatie met de plaatselijke autoriteiten. Waar de jongeren vroeger de noodzaak hadden om de grenzen van de tolerantie van ouderen te verkennen, is dat tegenwoordig grotendeels verdwenen. Kinderen van nu hebben veel meer vrijheden. Je zou denken dat de behoefte aan confrontatie daarmee minder is geworden.
Ik ben nog op zoek naar leuke Luilakverhalen. Mocht u ze willen delen dan kan dat door te reageren op dit verhaal. Bij voorbaat dank.
Voor een artikel in Ons Amsterdam, mei 2003, Luilak Beddezak; klik hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten