Posts tonen met het label Amsterdam. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Amsterdam. Alle posts tonen

woensdag 23 november 2011

Bioscopen van Amsterdam

Deze week vindt het International Documentary Film Festival Amsterdam (IDFA) weer plaats. Het IDFA is in 1988 opgericht om de documentaire cultuur nationaal en internationaal te stimuleren.  Amsterdam is natuurlijk dé filmstad van Nederland, waar zo’n beetje iedere dag wel  nationale of internationale filmploegen bezig zijn.
Amsterdam heeft altijd een rijke filmcultuur gehad, met grote en vele kleinere bioscopen. In mijn vorige column heb ik één van die bioscopen – het 90-jarige Tuschinski – besproken.  Maar Amsterdam bezat in de eerste helft van de vorige eeuw nog veel meer bioscopen.
De eerste bioscoop
De voorloper van de bioscoop zoals wij die kennen, was een geïmproviseerde filmzaal in 1896 in een leeg winkelpand in de Kalverstraat 220 met vertoningen van korte films. Voor 50 cent konden nieuwsgierigen kennismaken met de ‘Levende Photographie’ door middel van de cinematograaf van de gebroeders Lumière. Na deze sensatie volgden spoedig eerste filmopnamen in de stad, zoals de inhuldiging van koningin Wilhelmina in 1898 en het bezoek van de Zuid-Afrikaanse boerenleider Paul Kruger in 1900.
Daarop volgde in 1903 met korte films het Flora Theater in de Amstelstraat. In 1980 werd dit voormalige Flora Theater omgebouwd tot een voor die tijd enorme discotheek. Deze discotheek zou later de geschiedenisboeken ingaan als de iT van Manfred Langer.  In 1906 verscheen de Bijou Biograph in de Damstraat 20, met doorlopende voorstellingen van korte filmpjes. De belangstelling was groot: overal in de stad verrezen bioscopen, die een constante toeloop hadden. Nieuwe bezoekers drukten kijkers aan de voorkant via de nooduitgang naar buiten.
Nöggerath
Franz Anton Nöggerath sr. was een van de eerste theaterexploitanten die overging tot het vertonen van films. Zijn Bioscope Nöggerath in de Reguliersbreestraat in 1907. Nöggerath was de eerste permanente bioscoop van ons land. In de volksmond kwam het bekend te staan als "de Neuk". De exploitatie ervan werd in 1925/'26 overgenomen door Van Royen en in 1983 werd het een onderdeel van het naastgelegen Tuschinski.
Pathé
Pathé begon in 1907 korte films te vertonen in het Grand Theatre in de Amstelstraat, in de schouwburgzaal van het Paleis voor Volksvlijt en het Rembrandt Theater. In 1911 had Pathé in de Kalverstraat het Theater Pathé.
Filmpionier Jean Desmet opende in 1910 Cinema Parisien op de Nieuwendijk 69. Vanaf dit adres bestuurde hij een snel groeiend bioscoopimperium. Er bleek in de jaren na 1910 ruimte voor een compleet nieuwe bedrijfstak: de filmdistributie. Zo ontstond het Internationaal Film-verhuur- en Verkoop-kantoor Jean Desmet, dat goede zaken deed en de grootste filmdistributeur van Nederland werd. Daarna gooide de Eerste Wereldoorlog roet in het eten. Aan het eind van het decennium zag hij zijn monopoliepositie aangetast door de opkomst van steeds meer concurrenten.
Film kijken werd bijna ranzig, met ‘sigarettenkauwende volksjongens en giechelende dienstboden’, totdat Abraham Tuschinksi in 1921 de mooiste bioscoop van Nederland  opende en film kijken echt een uitje werd.
In 1916 waren al 24 bioscopen in Amsterdam met voorstellingen begonnen. In januari 2011 zijn er 17 locaties met ca. 55 zalen waar films worden vertoond.

donderdag 20 oktober 2011

Wijkgeschiedenis

Vaak zijn mensen geïnteresseerd in de geschiedenis van een stad. Zeker wanneer het een stad betreft zoals Amsterdam. Er is enorm veel geschreven over gebeurtenissen die in de loop der eeuwen hebben plaatsgevonden in Amsterdam. Gebeurtenissen die soms ook landelijke impact hadden. Wie weet bijvoorbeeld niet wat er allemaal gedurende de Februaristaking is gebeurd? Maar ook de krakersrellen in de jaren ’80 van de vorige eeuw, weet iedereen in Nederland zich te herinneren.

Trend
Het schrijven over een bepaalde wijk of zelfs een bepaalde straat is een nieuwe trend die ik de laatste jaren signaleer. Deze trend loopt, denk ik, parallel aan het feit dat steeds meer Amsterdammers, maar vooral ex-Amsterdammers erg geïnteresseerd zijn in de wijken van hun jeugd. En dat is een goede ontwikkeling.
Wie wil namelijk niet wegdromen bij de verhalen van vroeger, oude herinneringen ophalen van die prachtige tijd. Bijvoorbeeld toen het hele gezin vanuit het oude centrum ging verhuizen richting Nieuw-West, Noord of Buitenveldert. Wie wil niet die oude foto’s terug zien van hoe leeg de straten waren, toen nog niet iedereen een auto voor de deur had staan. Het is natuurlijk ook leuk wanneer je net in je nieuwe woning bent getrokken om meer over je eigen wijk of straat te weten te komen.
Ook al woon je nog maar net in Amsterdam of heb je al een hele wooncarriere opgebouwd in Amsterdam, (meer) kennis over je eigen wijk of straat, zorgt ervoor dat je samen met je eigen wijk of straat een binding hebt. Ook jij maakt deel uit van de geschiedenis van die wijk of straat.
Nagenoeg over iedere wijk of buurt is wel eens geschreven. De meeste van deze boeken zijn hier te verkrijgen hetzij nieuw hetzij antiquarisch. De meest beschreven wijk is zondermeer de Jordaan. Er is in Nederland geen enkele wijk die meer is beschreven, maar niet iedereen heeft in de Jordaan gewoond. Stadsdelen, uitgevers, buurtbewoners, maar vooral wijkinitiatieven zorgen ervoor dat volksverhalen worden vastgelegd voor het nageslacht.
Series
Een bekende serie in deze vastgelegde verhalen is de serie: Bibliotheek van Amsterdamse herinneringen. Deze serie beschrijft de herinneringen van Oud-West (deel 1), Nieuw-Zuid (deel 2), Oost (deel 3), Noord (deel 4), Oud-Zuid (deel 5), De Pijp (deel 6), Nieuw-West (deel 8), De Jordaan (deel 7), Watergraafsmeer (deel 9) en de Bijlmermeer (deel 10). De delen kosten €12,50 per stuk.
Nu tijdelijk 10% korting bij aankoop van minimaal 1 deel uit de Bibliotheek van Amsterdamse Herinneringen.
Ook is er een reeks geschreven over Verdwijnende Buurten, zoals Wolbrantskerkweg in Osdorp en de Buskenblaser in Bos en Lommer. Ook Veranderende Buurten krijgen aandacht, zoals Meer en Vaart en de Kolenkitbuurt.
Als laatste wil ik een schrijver extra aandacht geven en dat is Ton Heijdra. Deze man heeft al zoveel Amsterdamse wijken beschreven dat hij speciale aandacht verdient. De geschiedenis van De Pijp, Westerpark, Oost, Oud-West en nog veel meer.

zaterdag 8 oktober 2011

Architectuurwandelingen door Zuid

Dinsdag 24 juli 2007 overleed kunsthistoricus Arjen Looyenga op 62-jarige leeftijd. Hij heeft verschillende architectuurhistorische boeken nagelaten, vooral met betrekking tot kerken.

Eén van zijn interessantste boekjes is toch het handzame ‘Kijken naar gebouwen’ met als ondertitel Architectuurverkenningen in Amsterdam-Zuid. De titel vind ik sowieso intrigerend, want laten we eens eerlijk zijn, hoeveel kijken wij nou écht naar gebouwen. Gejaagd, zoals we vaak door de stad sjezen. Geen tijd, haast of wat voor ander excuus we ook hebben. We missen enorm veel, door vooral niet naar boven te kijken. Wat missen we dan? Wanneer we door de binnenstad van Amsterdam lopen, zou je de prachtige oude gevels uit vervlogen eeuwen kunnen missen.

Het boekje begint met een voorwoord van mijn favoriete hoogleraar: Vincent van Rossem. Tussen juni 1998 en februari 2007 schreef Arjen Looyenga voor de wijkkrant Amsterdam Zuid-West een serie artikelen over de architectuur van deze wijk. De gebouwen die Arjen beschrijft liggen in het befaamde Plan Zuid van architect H.P. Berlage en werden gebouwd toen de Amsterdamse School-stijl eigenlijk alweer op zijn retour was.

De beschrijvingen ontstijgen de gemiddelde architectuurgids en is dus een ‘must’ voor iedereen die écht geïnteresseerd is in de architectuur van Amsterdam-Zuid.
Architecten als Frank Lloyd Wright, de gebroeders Baanders, maar ook K.L. Sijmons en P. Zanstra passeren de revue. Frank Lloyd Wright heeft in Nederland, dankzij een aantal publicaties en een lovend ooggetuigenverslag van Berlage, een hele generatie architecten beïnvloed, onder wie De Stijlbeweging, Dudok met zijn stadhuis van Hilversum, Robert van 't Hoff, Jan Wils, en anderen.
Ook in Amsterdam-Zuid is zijn ‘handtekening’ te zien: de synagoge van Harry Elte aan het Obrechtplein was zonder Wright ondenkbaar geweest. Zijn eigen ‘Prairie-stijl’ was voor veel architecten een inspiratiebron. Op verschillende plekken in Amsterdam is deze stijl terug te zien, zoals het pand Achillesstraat 85 en zijn identieke overbuurman op nr. 83. Let daarbij vooral op de brede raampartijen en vooral het sterk overstekende flauw hellende dak. Allemaal typisch Frank Lloyd Wright.

Hier kunt u het boekje bestellen: Arjen Looyenga – Kijken naarGebouwen! voor slechts €17,50

woensdag 21 september 2011

Wandeling door Noord

Verweggistan, daar dacht ik aan wanneer men over Stadsdeel Noord sprak. Ik was dus ook nog nooit aan de overkant geweest. Na veelvuldig aandringen van collega’s toch maar eens (letterlijk) de stoute schoenen aangetrokken en het pondje bij CS gepakt. Tot mijn grote verbazing heb ik gezien dat Noord hip aan het worden is, de overkant is enorm de moeite waard om eens te gaan bezoeken, wat heb ik eigenlijk al die jaren gemist? Wat heeft u gemist? In ieder geval het volgende:
De Van der Pekbuurt en de Bloemenbuurt
Tussen 1918 en 1926 bouwde de architect J.E. van der Pek in de Buiksloterham in opdracht van een woningdienst 1468 woningen, als onderdeel van het ’3500 woningenplan’uit 1917. De Van der Pekbuurt kreeg het gedurende de Tweede Wereldoorlog zwaar te verduren door een mislukt bombardement van de geallieerden op de Fokkerfabriek aan de Papaverweg op 17 juli 1943. Een herdenkingsmonument op het Mosveld verwijst naar deze tragedie.
Ondanks de economische problemen begon de herbouw van de door het bombardement verwoeste woningen kort na de oorlog die rond 1948 gereedkwamen.
De Van der Pekbuurt beslaat het gebied tussen de Hagedoornweg, de Distelweg, de Ranonkelkade, het Van der Pekplein en de Meidoornweg.
De Van der Pekstraat verdeelt de buurt in twee stukken. Aan weerszijden zijn op asymmetrische wijze pleinen en straten gepland. Er is dan ook geen echte dorpskern aan te wijzen. De Van der Pekstraat zelf maakt een stedelijke indruk door het brede, rechte verloop en de relatieve hoogbouw. Vroeger was dit de doorgaande weg voor gemotoriseerd verkeer naar de pond. Na de bouw van de IJtunnel met het hier een stuk rustiger zijn geworden. Alhoewel het hier tegenwoordig, met mooi weer,  erg druk is met fietsers en wandelaars. Zoals ik dus.
Via de Ranonkelkade en het Van der Pekplein lopen we rechtsaf richting het Meidoornplein. Architect Van der Pek bouwde hier midden op het plein een openbare leeszaal in dezelfde stijl als de woningen erom heen. Tegenwoordig huist in dit gebouw uit 1921 een buurthuis.
Verder richting Jac. P. Thijsseplein. Op dit driehoekig plein, dat ook werd getroffen door hetzelfde bombardement van 1943, staat nog deels de normale bebouwing. Vooral de nummer 36 t/m 56. Ook zijn er lage bejaardenwoningen die ontworpen zijn door architect J.H. Mulder in 1929. Deze woningen werden in een later stadium toegevoegd en onderscheiden zich door een hoog zadeldak.
Via de Heimansweg steken we de Van der Pekstraat over en lopen rechtsaf de Bremstraat in. De Bremstraat is herkenbaar aan de uitstekende ingangsportalen, de dwars op de kap staande, gekoppelde puntgevels, de wolfseinden op de uiteinden en de geelgeglazuurde banden. Dit deel hoort nog onmiskenbaar bij de Van der Pekbuurt.
De Bremstraat helemaal uitlopen tot aan de Distelweg, oversteken richting Distelplein. Nu zijn we in Disteldorp beland. In 1917 nam de gemeenteraad het voorstel aan om ten noorden van het IJ ongeveer 500 semipermanenten noodwoningen te bouwen. Een paar maanden later startte e bouw van Vogel- en Disteldorp. Het semipermanent is permanent geworden.
Aan de rechterkant van dit rechthoekige plein zitten de winkels, net als in de Vogelbuurt, achter een luifel. Achter een houten poortgebouw in de Distelkruisstraat is de Lange Distelstraat zichtbaar.
We lopen iets terug richting Kromme Distelstraat. Door het kromme verloop van de Distelstraat heeft deze straat iets van een dorpsstraat. De wisselende richting van de kappen en de groene beplanting versterken dit effect. In het midden van de straat (nr. 5-9) wijkt de rooilijn weer terug en vormt zo weer een pleintje. Op nummer 17 vinden we het vroegere badhuis.

Via de Distelweg lopen we rechtsaf richting Mosplein waar het herdenkingsmonument ter nagedachtenis van de gevallenen van het bombardement van 1943 staat. Hendrik Dannenburg heeft het beeld ontworpen en het beeldt een bronzen feniks uit op een zuil. Een feniks is een vogel uit de Griekse mythologie die zich telkens vernieuwt door uit het as te verrijzen. De oude zuil is overigens tijdens een verhuizing verdwenen.

Meer lezen over Amsterdamse-Noord? Klik hier! of hier!

donderdag 8 september 2011

Fan van de Spaarndammerbuurt

De Spaarndammerbuurt is zo’n buurt, dat je met recht een parel in de collectie van Amsterdam mag noemen. Verscholen achter de spoorlijn richting Haarlem, ligt hier een voormalige arbeidersbuurt, waarvan de bewoners o.a. werkten in de Westergasfabriek.
Zowel de Spaarndammerstraat als de Zeeheldenbuurt werden omstreeks 1880 gebouwd. De rest van de Spaarndammerbuurt werd geleidelijk aan gebouwd tot aan begin 20ste eeuw, met als absoluut hoogtepunt de Amsterdamse School-woningen op en rond het Zaandammerplein. De architecten van de Amsterdamse School waren meesters in het boetseren van vormen en gebruikten pure kunst bij het ontwerpen van hun kastelen.
Het begon allemaal begin 20ste eeuw op het atelier van de architect Eduard Cuypers. Niet te verwarren met zijn oom P.J.H. Cuypers, ontwerper van zowel het Centraal Station, als het Rijksmuseum. Een aantal jonge architecten, zoals Michel de Klerk, Piet Kramer en Joan van der Mey gaan zich afzetten tegen de traditionele architectuur. De heren laten zich beïnvloeden en inspireren door kunstenaars zoals van de expressionistische stijl, zoals Vincent van Gogh, maar door de literaire Tachtigers.
Zij zijn de eerste architecten waarvoor bakstenen en dakpannen meer zijn dan alleen bouwmaterialen. Ze worden nu juist gebruikt om te verfraaien en om vooral nieuwe vormen te creëren. De keuze van het soort baksteen gebeurt zeer zorgvuldig en er wordt gebruik gemaakt van verschillende metselverbanden en soorten voegwerk. De ramen hebben vaak de meest prachtige, speelse vormen. Wat vooral opvalt bij deze jonge architecten en hun nieuwe bouwstijl, is het oog voor details.
De Amsterdamse School is een belangrijke architectuur- en kunststroming waarvan de invloed tot ver buiten de stadsgrenzen uitstrekt. Binnen Nederland, maar ook in het buitenland staan gebouwen in de stijl van de Amsterdamse School.
Wanneer het weer het toelaat kan ik een mooie wandeling door de Spaarndammerbuurt aanbevelen. Wilt u dit onder begeleiding doen, stuur dan een mail naar s.crespo@amsterdamboeken.nl en voor €12,50 pp met een minimum van 5 personen leidt ik u door de Spaarndammerbuurt.
Route ’t Schip.
Het Schip van Michel de Klerk werd gebouwd voor Woningbouwvereniging Eigen Haard en is een van de hoogtepunten uit de geschiedenis van de volkshuisvesting. Op de hoek zat vroeger een postkantoor waarvan het interieur ook is ontworpen door Michel de Klerk. Het beeldhouwwerk aan de buitenkant, symbolen van de post en de uit steen gehouwen maribu’s zijn – uiteraard – van Hildo Krop. Het oude postkantoor is nog helemaal intact en is hiermee het enige nog openbaar te bezichtigen interieur van Michel de Klerk. En dit zou ik zeker aanraden om te doen.
Wat bijzonder is om te melden is dat de belangstelling voor de Klerks magnifieke creatie beperkt bleef. De vakbladen hebben er nooit melding over gemaakt en zelfs de kranten destijds wisten niets te melden. Architect Staal heeft wel het vergadergebouwtje als inspiratiebron gebruikt voor zijn Nederlandse paviljoen op de Parijse Wereldtentoonstelling van 1925.
Voor boeken over de Spaarndammerbuurt , de Amsterdamse School of Architect Michel de Klerk, U kunt altijd terecht bij http://www.amsterdamboeken.nl/ .

dinsdag 30 augustus 2011

Vakantie / Hobby's

De meeste mensen hebben hobby's. Ook ik heb een hobby, wellicht een rare hobby. Een aantal jaren geleden kwam ik erachter dat er een Unesco Werelderfgoed lijst bestaat. Ik ben nogal geïnteresseerd in unieke en indrukwekkende monumenten. Tijdens het inkijken van de lijst, kwam ik erachter dat ik tijdens mijn actieve reisvakanties al een behoorlijk aantal Unesco-sites had bezocht.
Unesco Werelderfgoed
Wat is er is er dan leuker dan alle Unesco-sites te gaan bezoeken. Allemaal? Ja natuurlijk! Projecten moeten ambitieus zijn. Dit project is behoorlijk ambitieus met 936 (laatste stand 2011) Werelderfgoed plekken op aarde. Zowel monumenten als natuurgebieden. Nu ben ik oorspronkelijk dus meer van de monumenten dan van natuurgebieden, maar wanneer je plekken als Los Glaciares in Argentinië hebt bezocht, of Ayers Rock in Australie, dan maakt dat ook een enorme indruk. Van Australië tot aan Alaska. Van Kamtsjatka (denk aan Risk) tot aan Timboektoe. Ik wil ze allemaal bekijken.
Frankrijk
De afgelopen twee weken zijn we (relatief) dicht bij huis gebleven. Want vergis je niet, juist in Europa zijn veel Werelderfgoed plekken te vinden. Onze vakantie hebben we een week in Frankrijk en een week in Zwitserland doorgebracht. In Frankrijk hebben we de plekken Fontainebleau, Provins, Vezelay en Bourges bezocht. Alleen Frankrijk telt al 35 Werelderfgoed plekken.
Op Fontainebleau na, waren de sites allemaal Middeleeuwse Franse parels. Echt indrukwekkend om een Middeleeuws dorpje geheel in tact te zien, zoals Provins. Slechts 40 km van Parijs. Vezelay en Bourges bezitten prachtige Middeleeuwse kathedralen.
Amsterdam
Maar ook Nederland staat negen keer op de lijst. Laat ik daar nu slechts één vinkje hebben staan. En dat ene vinkje staat voor een monument dat pas 1 jaar op de Werelderfgoed lijst staat. Juist ja, de Amsterdamse grachtengordel.
Mocht u geïnspireerd zijn geraakt om ook Werelderfgoed plekken te gaan bekijken, dan is daar een prachtig boek over uitgebracht. Klik hier om direct te bestellen!
Erfgoed is onze erfenis uit het verleden, waar we vandaag mee leven, en wat we doorgeven, moeten doorgeven aan toekomstige generaties.

donderdag 11 augustus 2011

Rellen in Amsterdam

“Zelden in de geschiedenis van onze stad is het voorgekomen, dat uw raad zich moest bezighouden met een zo beschamende, treurige zaak als vandaag aan de orde is. De verschrikkelijke gebeurtenissen van 13 en 14 juni vervullen ons allen met diepe afkeer, verontwaardiging, spijt en grote bezorgdheid.”
Dit zijn niet de woorden van de burgemeester van Londen, maar van burgemeester van Hall naar aanleiding van de Telegraafrellen en we bevinden ons in het jaar 1966.
De rellen die zich op dit moment afspelen in Londen, bezien we van een afstand en met afgrijzen. Er circuleren zelfs vragen of dit ook in Amsterdam kan gebeuren? Een aantal agenten, die dit soort rellen van nabij hebben meegemaakt, verzekerden mij dat de kans hierop in Amsterdam extreem klein is. Gelukkig maar!
Zijn er dan nog nooit rellen geweest in Amsterdam?
Voor de eerste rellen in de geschiedenis van Amsterdam moeten we terug naar de 13e eeuw. Wat is de aanleiding? De Kennemers, Waterlanders en West-Friezen zijn in oorlog met de bisschop van Utrecht. Om de bisschop ten val te brengen, rukken ze samen met de Amsterdammers op richting Utrecht en brengen hem met succes ten val.
Er volgt een periode van relatieve rust en groei voor de stad Amsterdam. Tot aan het jaar 1566, als de opstand der Weeskinderen plaatsvindt. Aanleiding deze keer is onduidelijk. Ruiten werden ingegooid, burgers gemolesteerd, kinderen klommen in de toren van de Oude Kerk en klauterden op de daken van de huizen. Dit oproer heeft men nooit kunnen verklaren.
In de rij van rellen mag het Pachtersoproer van 1748 niet ontbreken. Er ontstond een groeiend verzet tegen de wijze waarop de pachters van landsmiddelen hun verplichtingen nakwamen. Overal zag men, dat die pachters van de belastingen schatrijk werden. In 1748 ontstonden naar aanleiding hiervan openbare protesten en uiteindelijk resulteerden dit in rellen met de gebruikelijke plunderingen. De rellen begonnen op het huidige Rembrandtplein waar verzameld werd en rukten op naar de huizen van de pachters aan de bekende grachten.
Ook bekend is het Palingoproer in de Jordaan van 1886. Op de nog niet gedempte Lindengracht waren Jordaners bezig met een oude Amsterdamse traditie, die inmiddels was verboden: Palingtrekken. Boven de gracht hing aan een touw, een dikke paling. De bedoeling was om al varend in een bootje de paling van het touw te rukken. Juist op die zondag kwam de politie de Jordaan in om een einde te maken aan het Palingtrekken. Een opstand brak uit en een nieuwe rel was geboren. De volgende dag gingen de rellen verder en de straten in de Jordaan werden opgebroken en barricaden werden gebouwd. Na vele waarschuwingen kwam het leger in actie. Er werd geschoten en charges met de sabel werden uitgevoerd. Er vielen uiteindelijk 25 doden.
In 1917 brak het Aardappeloproer uit ten gevolge van een te strenge distributie van de aardappelen. In dit oorlogsjaar (de Eerste Wereldoorlog was drie jaar geleden begonnen) ontstond eens schaarste aan aardappelen ten gevolge van slechte oogsten en vertraging of ontbreken van aardappelen vanuit het buitenland. Het oproer begon toen een aantal vrouwen zich meester hadden gemaakt van een partij aardappels die bestemd was voor de militairen. Toen een menigte uit de Jordaan en Kattenburg zich hadden gestort op drie wagonladingen vielen de eerste doden. Uiteindelijk kwam met enkele schoten in de Kinkerstraat en op de Brouwersgracht een einde aan het oproer. Uiteindelijk vielen er negen doden en 114 gewonden.
In de oorlog ontstond naar aanleiding van de razzia’s op onze Joodse stadsbewoners de Februaristaking. Lees hier meer.
De meer recentere rellen, zoals de Telegraafrellen in 1966 en de Nieuwmarktrellen in 1975 naar aanleiding van de bouw van de metro zullen velen zich nog wel kunnen herinneren.
De laatste grote rellen vonden plaats eind jaren ’70 en begin jaren ’80. Deze rellen zijn de geschiedenisboeken in gegaan als de Krakersrellen. Kraken werd geïntroduceerd in de jaren ’60 door de Provo-beweging, dat in 1966 het Witte Huizenplan lanceerde.
In de jaren 1978 en 1979 vond er een omslag plaats in de krakersbeweging door hard optreden door politie en knokploegen. De verdediging van de op 1 november 1978 gekraakte Grote Keyser (Keizersgracht 242-252) was daarvan het eerste voorbeeld. Het pand werd uiteindelijk door de gemeente aangekocht voor jongerenhuisvesting. Succes 1 voor de kraakbeweging.
Een dreigende ontruiming van het pand op de hoek van de Vondelstraat en de Eerste Constantijn Huygensstraat leidde begin maart 1980 tot een driedaagse bezetting van het kruispunt, dat met behulp van het leger (!!) werd ontruimd, terwijl het pand in krakershanden bleef. Succes 2 voor de kraakbeweging. Op 30 april werd de kroning van Beatrix omgevormd tot nationale kraakdag met een massale veldslag als resultaat.
Meer lezen?
Voor DVD’s: klik op de link bij de betreffende rellen.

donderdag 4 augustus 2011

Amsterdam en Tolerantie

“In de multiculturele samenleving die wij samen vormen moeten we er voor waken dat, met respect voor ieders geloof en mening, de vrijheid van de één niet wordt ingeperkt door de vrijheid voor de ander. Tolerantie jegens homoseksualiteit is niet in elke cultuur of religie vanzelfsprekend. Via wederkerigheid moeten we begrip kweken. We moeten samen verder kunnen in een stad waar een ieder zich thuis voelt.” Zo staat te lezen op de website www.amsterdampride.nl
Amsterdam staat al eeuwen bekend om haar grenzeloze tolerantie richting andere geloven, andere culturen en voor ieders seksuele geaardheid. Maar dat laatste is eigenlijk nog niet zo lang zo. Langzaamaan heeft onze homoseksuele gemeenschap haar plaats verovert in de hoofdstad met als eerste publieke statement het Homomonument op de Westermarkt. Ontworpen in 1979 voor de gemeente Amsterdam en pas in 1987 onthuld en ingewijd.
Hoe ging dat dan vroeger?
Iedere – zeker wat oudere – Amsterdammer kent ze wel: het openbare toilet ofwel de krul. Sommige zijn overigens echte parels. In de 18de en 19de eeuw waren dit de ontmoetingsplekken voor homoseksuelen. Pas na de Tweede Wereldoorlog kregen zij toestemming om eigen cafés en dansgelegenheden te openen. Overigens was sinds de in 1811 door de Fransen geïntroduceerde Code Pénal homoseksualiteit niet meer strafbaar.
Ondanks dat homo’s pas na de Tweede Wereldoorlog hun eigen cafés mochten hebben, was er eind jaren 1920 een aantal kroegen rondom de Zeedijk en het Rembrandtplein waar veel homo’s kwamen. Beroemd hiermee werd Café het Mandje. Dit café was in 1927 geopend  door de toch wel legendarische en lesbische Bet van Beeren. Hier dansten vrouwen met vrouwen en mannen met mannen. Zoenen was absoluut verboden.
In de Lange Niezel 15 stond het oudste homocafé in Amsterdam: Cafe Populair, later Cafe Monico. Dat dit café geopend werd tijdens de Tweede Wereldoorlog in 1941 kan wel bijzonder worden genoemd.
In 1946 werd in Amsterdam het COC opgericht dat als eerste een eigen dansgelegenheid opende: eerst De Odeon Kelder (DOK) en later De Schakel. Deze opening leidde tot een explosie van homobars en homocafés vooral voor mannen.
De jaren ’60 van de 20ste eeuw waren topjaren. Sensatieverhalen over de duistere wereld in de darkrooms zorgden voor nog meer clientèle in kroegen rondom vooral het Rembrandtplein. Het hoogtepunt werd bereikt in het najaar van 1989 toen Manfred Langer de extravagante homodisco iT opende. Tegenwoordig kun je je in een veelheid van kroegen vermaken, zoals in ‘Het Beste Homocafe van Amsterdam’volgens Het Parool: Cafe Prik in de Spuistraat. De Reguliersdwarsstraat is ook na de heropening door burgemeester Van der Laan weer een fijne plek om naar toe te gaan en uiteraard de Amstelkade en omgeving Rembrandtplein.

Tegenwoordig
Tegenwoordig staat de tolerantie onder druk. Enerzijds wellicht door groeiend conservatisme, anderzijds door de melting pot waarin we leven. Wetende dat Amsterdammers al eeuwen deze tolerantie hebben kunnen handhaven, ben ik er gerust op dat dat ook in de toekomst zo zal zijn.
Veel plezier vanavond bij de Pride Opening Party in Club Fuxxx, Warmoesstraat 96. Het volledige programma staat hier.
Zou u nog meer willen weten over de homo-scene in Amsterdam? Lees dan:
De roze rand van donker Amsterdam. De opkomst van een homoseksuele kroegkultuur 1930 – 1970 van Gert Hekma is te bestellen voor 35 EURO.
Mail naar: bestellen@amsterdamboeken.nl ovv bovenstaande titel.

donderdag 21 juli 2011

Plattegrond van Amsterdam met de gebouwen in opstand (1544)

In 1544 verscheen in Amsterdam een unieke indrukwekkende vogelvluchtkaart van de stad Amsterdam. Deze vogelvluchtkaart was vervaardigd door de cartograaf, schilder en graficus Cornelis Anthonisz. Deze vogelvluchtkaart was ook een in prent vervaardigde versie van het schilderij dat hij 6 jaar eerder in 1538 had gemaakt en dat sinds die tijd in het stadhuis op de Dam hing. Niet in het huidige Paleis op de Dam, maar in de voorloper hiervan.
Wie was Cornelis Anthonisz
Cornelis Anthonisz was een kleinzoon van Jacob Cornelisz. van Oostsanen, die waarschijnlijk ook zijn leermeester was, en een neef van Dirck Jacobsz. In 1538 schilderde hij de eerste complete en (relatief) nauwkeurige plattegrond van Amsterdam in opdracht van de stad als geschenk voor keizer Karel V.
Waarom was deze vogelvluchtkaart uniek?
In de literatuur wordt vaak verwezen naar de beroemde houtsnede van Jacopo de Barbari uit 1500 met het portret van Venetië. Dit ruim drie meter brede schilderij, gedrukt van negen houtblokken, toont de Dogenstad vanaf grote hoogte. Men zegt dat Cornelis Anthonisz deze prent gekend moet hebben en sommige elementen van uit dit portret zal hij in zijn eigen stadsportret gebruikt hebben.
Maar in één opzicht is Cornelis Anthonisz een behoorlijke stap verder gegaan: de houtsnede van Jacopo de Barbari presenteert Venetië in een ingewikkeld geconstrueerd vogelvluchtperspectief, maar bij Cornelis Anthonisz zien we Amsterdam als in een plattegrond. En vooral dit laatste was volkomen nieuw. De hele stad wordt gebouw voor gebouw, huis voor huis in een totaaloverzicht weergegeven. De grootste moeilijkheid zat er natuurlijk in dat alle waarnemingen van hoe gebouwen eruit zagen, vanaf de ooghoogte en vanaf hoge gebouwen gedaan moesten worden. Vervolgens moesten deze beelden worden ‘vertaald’, volgens de wetten van het perspectief, naar hoe het geheel eruit zou zien vanuit de lucht, alsof de schilder in een helicopter boven Amsterdam-Noord zijn werk heeft gedaan.
Door het gebruik van hoge gebouwen als meetpunt om van daaruit de hoeken en de afstanden te meten, kon de positie van andere meetpunten worden bepaald. Deze methode van voorwaartse snijding was nog maar net gepubliceerd. Het is een techniek dat na 1600 zou worden geperfectioneerd.
Amsterdam behoorde in 1544 inmiddels tot de grootste steden in Holland. We zien hier het aller-oudste Amsterdam – in het westen begrensd door het Singel, aan de oostzijde door de Kloveniersburgwal en de Geldersekade en in het zuiden was de Munttoren het eindpunt waar bezoekers de stad weer konden verlaten.
De vogelvluchtkaart was, in tegenstelling tot zijn zes jaar oudere schilderij, geen opdracht van het stadsbestuur en is zeer waarschijnlijk op eigen initiatief gemaakt en uitgegeven. Cornelis Anthonisz zal deze nieuwe techniek hebben gebruikt om zijn vaardigheden te tonen. Aangezien de vogelvluchtkaart een houtsnede is – en dus reproduceerbaar was – richtte Cornelis Anthonisz zich op de welgestelde burgers van de stads om een echte vogelvluchtkaart in hun huis te kunnen hangen.
Deze mogelijkheid hebt u tegenwoordig ook, want deze vogelvluchtkaart van Cornelis Anthoniz uit 1544 is hier – op ware grootte, en op bijzonder stevig papier – te bestellen.
In Amsterdam: voor 16.00 uur besteld, nog dezelfde dag bezorgd.

dinsdag 19 juli 2011

Amsterdam 750-jarig bestaan

Amsterdam wordt dit jaar, op 27 oktober om precies te zijn, 736 jaar oud. Hier moest wel jaren over worden gediscussieerd.
Het was niet altijd bekend welke datum, of zelfs welk jaartal hiervoor gebruikt moest worden. ''Het is natuurlijk geleidelijk gegaan. Er staat nergens beschreven wanneer de eerste Amsterdammer in Amsterdam kwam wonen,'' zegt André Hirs van het Stadsarchief.
Maar wat is dan de geboortedatum van de stad?
13 juni 1306 dook al eens op: de dag waarop bisschop Gwijde van Avesnes Amsterdam stadsrechten zou hebben verleend. ''Jaren geleden wilde de gemeenteraad deze datum tot de verjaardag van de stad maken. Maar het is onduidelijk of Amsterdam in 1306 werkelijk stadsrechten heeft gekregen,'' zegt Walther Schoonenberg van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad, de organisator van de feestdag.
In de zeventiende eeuw zou het originele document verloren zijn gegaan bij een brand in het stadhuis. Wat over is, is een niet gedateerde kopie van de stadsrechten. ''Historici schatten dat het document tussen 1301 en 1306 is opgesteld.''
Het oudst bekende document, dat ook nog eens in het bezit is van de stad en waarin de naam van de stad Amsterdam opduikt, is een tolprivilege, door graaf Floris V op 27 oktober 1275 in Leiden verleend. Het stuk ligt in 'de schatkamers' van het Stadsarchief. Hirs: ''Met het tolprivilege voorzag graaf Floris Amsterdamse schippers van een tolbriefje waarmee ze gratis door de Amsterdamse binnenwateren konden varen.'' En dat maakt van 27 oktober de legitieme geboortedag van de stad, vindt Schoonenberg. ''Op die dag in 1275 begon de geschiedenis van Amsterdam. Niet pas jaren later, toen de stad stadsrechten kreeg.''
Sinds 27 oktober 2010 herdenken wij jaarlijks dus eigenlijk de schriftelijke ‘geboorte’ van de stad Amsterdam. Niet het werkelijke ontstaan, want dat is nagenoeg onmogelijk.
Hoe verliepen de vorige herdenkingen eigenlijk?
Het 600-jarig bestaan
De allereerste herdenking vond plaats in het jaar 1875. Jonkheer Cornelis den Tex was burgemeester van slechts 285.000 inwoners. Een heel verschil met tegenwoordig! Nagenoeg al deze bewoners woonden binnen de Singelgracht. In het landelijke gebied buiten de Singelgracht stonden slechts enkele gebouwen, zoals het Wilhelmina Gasthuis (toen nog Buiten Gasthuis geheten), de Vondelkerk en de bierbrouwerijen De Hooiberg en De Amstel.
Amsterdam staat dan aan het begin van de Tweede Gouden Eeuw. Het Noordzeekanaal nadert zijn voltooiing, P.J.H. Cuypers is aangewezen om het Rijksmuseum te gaan bouwen en het Atheneum Illustre wordt verheven tot de Universiteit van Amsterdam.
Dit vitale Amsterdam is zich heel erg bewust van zijn grootse verleden en zal dan ook voor het eerst in de geschiedenis dit eeuwfeest niet aan zich voorbij laten gaan. In de geest van die tijd, wordt het geen volksfeest. De traditionele kermis veroorzaakt jaarlijks al ellende genoeg.
Uiteindelijk zijn er niet tot nauwelijks activiteiten, simpelweg omdat men te laat is begonnen met organiseren (!?)
Het 650-jarig bestaan
Vijftig jaar later, in 1925, is Amsterdam een stad die na een moeilijke periode weer met lef begint aan een nieuw leven. Burgemeester Willem de Vlugt zwaait de scepter over de stad. Die stad is inmiddels gegroeid naar 700.000 inwoners. De huizenbouw boekt in 1925 een nieuw record: 8400 nieuwe woningen.
Ook dit Amsterdam heeft de levenslust zijn verjaardag te vieren, maar nu uitbundiger dan een halve eeuw geleden. Vanwege het weer wordt de viering naar voren gehaald: 14 september 1925. Het wordt een algemene feestdag voor de burgerij – schoolkinderen hebben een dag vrij – en de koningin wordt verwacht. Er is een veelzijdig programma dat wordt afgesloten met een gigantisch vuurwerk op de Amstel, waar onder luid gejuich graaf Floris V in vol harnas herleeft als vurige ridder. De organisatie was deze keer op tijd en was goed. De organisatie was echter niet in handen van de gemeente, maar was in handen van het nog steeds bestaande Genootschap Amstelodamum.
Het 700-jarig bestaan
De gemeenteraad keurt ruim drie jaar voor de uiteindelijke viering, op 10 mei 1972 zonder hoofdelijke stemming het voorstel goed tot viering van het zevende eeuwfeest in 1975. De viering krijgt zelfs een thema mee: Amsterdam 700 jaar wonen-werken-spelen. Er is een heus bureau – Amsterdam 700 jaar – dat alle plannen coördineert.
Van 24 tot en met 29 juni 1975 wordt in de RAI de manifestatie ‘Mokum 700’ gehouden. In de Zuidhal worden concerten gegeven door het Concertgebouworkest, het Promenade-orkest en het Metropoolorkest. Het Nationaal Ballet geeft een aantal balletvoorstellingen. In de overige hallen zal de bezoeker zich in ver vervlogen tijden wanen. De Oosthal wordt omgetoverd in een enorme Salon de Variete met een Cafe Chantant. In de Amstelhal zal de oude Kermissfeer worden herleefd. In de Europahal zal een complete stad worden nagebouwd in de geest van het oude Amsterdam.
Er zijn een aantal manifestaties georganiseerd, waarvan wij nu nog steeds de vruchten van plukken:
·         Het Amsterdams Museum, destijds Amsterdams Historisch Museum opent een permanente tentoonstelling
·         De allereerste Sail wordt georganiseerd.
·         Verschillende publicaties waarvan we nog steeds kunnen genieten.
Het 750-jarig bestaan
Over 14 jaar, in 2025, zal het 750-jarig bestaan van de stad worden gevierd. Gezien de stijgende lijn die is ingezet vanaf 1875, zal de viering van 2025 spectaculair en een wereldstad waardig moeten worden. De gemeente kan hier, gezien eerdere (negatieve) ervaringen niet vroeg genoeg mee beginnen. Maar ook wij als burgers kunnen natuurlijk in beweging worden gezet.
Wat zou het nieuwe thema moeten worden voor Amsterdam 750?
Inspiratie opdoen? Klik hier!

vrijdag 8 juli 2011

100 jaar Chinezen in Amsterdam

Morgen 9 juli zal De Dam in Amsterdam het toneel zijn van 100 dansende leeuwen die zo samen de vriendschap tussen Chinezen en Nederlanders willen uitbeelden. Na dit grote spektakel, de “Dans van de Leeuw”, dansen de 100 leeuwen in een optocht door de binnenstad richting de Nieuwmarkt, Chinatown. Deze massale vriendschapsdans is een initiatief van de Stichting 100 jaar Chinezen in Nederland. Lees verder op: http://www.100jaarchinezen.nl/
De eerste Chinezen arriveerden omstreeks 1911 in Amsterdam  als stakingsbrekers op de grote vaart en dat werd in de haven niet erg gewaardeerd. Ze werden aanvankelijk genegeerd en na gebruik als bootslieden afgedankt. Zij behoorden tot een geheimzinnige bevolkingsgroep waarvan men geen hoogte kon krijgen. Zij vestigden zich vooral in Amsterdam, waar zij achter het pas voltooide Scheepvaarthuis in de Binnen Bantammerstraat (Thong Yen Kai ofwel de straat der Chinezen) een aantal winkelhuizen bewoonden. Die panden de den dienst als logement annex eethuis voor tijdelijk in de hoofdstad verblijvende zeelieden, die hier hun nieuwe monstering afwachtten, maar ook als gok- en opiumhuizen en restaurants. Tijdens de crisisjaren dertig werden Chinezen en masse ontslagen. Velen keerden daartoe gedwongen naar hun
vaderland terug. Zij die achterbleven voorzagen in hun levensonderhoud met het verkopen van pindakoekjes, die snel populair werden. Deze "pindachinezen" droegen een trommel met hun koopwaar voor de buik en riepen "pinda, pinda, lekka, lekka". In de jaren vijftig vonden velen emplooi in de talloze Chinese restaurants. Die in de Binnen Bantammerstraat zijn vrijwel allemaal verdwenen. Momenteel wonen er ruim tienduizend Chinezen in Amsterdam. In 2000 werd de Chinees-boeddhistische tempel op de Zeedijk geopend, die beheerd wordt door monniken en nonnen.

In het April nummer van Ons Amsterdam is een heel artikel hieraan gewijd. Wilt u nog meer weten over de geschiedenis van de Chinezen in Amsterdam? Koop dan het boek Oostenwind van Karina Meeuwse voor €19,95 hier.

zondag 5 juni 2011

Luilak

Volgens het XYZ van Amsterdam is Luilak een feest waarbij iedereen die niet vroeg genoeg opstond om voor dag en dauw mee te gaan voor Luilak uitgescholden werd en moest trakteren. De Amsterdamse Luilak was meer een ochtend waarop de jeugd vrij was de Amsterdamse bevolking in alle vroegte uit bed te bellen, uit bed te jagen door heidens kabaal te maken.
Een van de liedjes die traditioneel bij Luilak wordt gezongen, is:
"Luilak, beddezak.
Staat om negen uren op.
Negen uren, hallef tien,
heb je die luilak al gezien?".

Luilak betekende vooral belletje trekken, fikkie stoken en lawaai maken met blikken en pannen, maar in sommige Amsterdamse volksbuurten had de politie op de zaterdag voor Pinksteren zijn handen vol aan jonge rebellen. Tot eind jaren ’70, begin jaren ’80 van de 19e eeuw. In de jaren ’30 van de 20ste eeuw zien we een herleving van het heidense gebruik, totdat in de jaren ’50 en ’60 de Luilakvieringen grimmiger worden.
Tegenwoordig wordt Luilak, een niet-Christelijk feest, nog alleen in de kop van Noord-Holland gevierd op de zaterdag voor Pinksteren.
Maar waar komt Luilak vandaan?
Net als Hartjesdag en Sint Maartensdag moet de oorsprong van Luilak gezocht worden in oude, heidense gewoonten. Zoals ook het Kerstfeest in de plaats van het grote Joelfeest, ter ere van de onoverwonnen zon, kwam. Onze Christelijke voorvaders hebben zo ook het Pinksterfeest geïntroduceerd om het heidense Meifeest te vervangen ter ere van de weer ontwaakte natuur.
Luilak wordt dan ook gevierd op het moment dat de natuur weer tot bloei komt en menig huisvrouw de “Grote Schoonmaak” voor de boeg heeft. Kortom, er moest flink worden aangepakt. Langslapers en laatkomers werden daarom door de jeugd bespot en bestraft. Zij werden met lawaai gewekt of moesten trakteren.
In de jaren dertig van de 20ste eeuw wordt in verschillende krantenartikelen betreurd dat de luilakviering zo goed als vergeten is. Er worden pogingen gedaan om de traditie in ere te herstellen en daarbij de vroegere excessen in de volksbuurten te vermijden. Mede door deze initiatieven neemt de viering weer toe. In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog wordt luilak op een tamelijk onschuldige manier gevierd door veel Amsterdamse kinderen, die met “groenteblikken, oude fluitketels en ander geraasmakend materiaal door de straten trekken”.
De klachten over baldadigheid nemen gestaag toe. Tot halverwege de jaren vijftig gaat het daarbij om dichtgebonden huisdeuren, brievenbusbrandjes, kapotte ruiten, bekraste auto’s en in brand gestoken autobanden. Er wordt in die jaren ook nog wel op positieve toon over luilak geschreven. Trouw schrijft in 1956: “Iedere jongen heeft naar hartelust zijn kwajongensstreken kunnen botvieren. Minutenlang mocht hij zijn vinger op een bel houden en de brievenbus luid laten klepperen, alleen omdat het luilak was. Geen agent, zelfs geen ‘kwaaie’ haalde het in zijn hoofd er iets van te zeggen.”
De ernstigste ongeregeldheden concentreren zich in de jaren zestig op een aantal vaste plekken, die niet alleen in de volksbuurten liggen. Berucht zijn het Bos en Lommerplein, de Jan Pieter Heijestraat bij de Jacob van Lennepkade, de Rooseveltlaan bij de Waalstraat, de Van Woustraat bij de Albert Cuypstraat – waar jaarlijks de tramrails worden gebarricadeerd – en de Beethovenstraat hoek Gerrit van der Veenstraat.
Waarom werden de Luilakvieringen grimmiger?
Drie onderzoekers interviewden de kinderen. Een groot deel komt er ieder jaar “omdat er altijd iets te gebeuren is”. Ze zijn tussen de acht en achttien jaar en komen uit de buurt zelf. Er is steeds een ploeg van ongeveer honderd jongeren aanwezig, waaronder hooguit tien meisjes. Het verloop is groot; teleurgestelden verlaten het strijdperk. Alle kinderen zijn het erover eens dat het vorig jaar leuker was “want toen werden we achterna gezeten door de motorpolitie”. Het rapport concludeert: “de waardering die de deelnemers hebben voor deze en vroegere luilakvieringen, is steeds gesteld in termen van politieoptreden. Typerend is het gejuich dat opgaat zodra de politie na afzijdigheid gaat optreden”. De onderzoeksgroep constateert dat er geen sprake is van het afreageren van opgekropte vijandschap of ontevredenheid, maar veel meer van een kat-en-muisspel, waarbij men hoopt dat door een kleine daad de politie overgaat tot tegenactie.
Hier zie ik parallellen met de tegenwoordige vieringen van bijvoorbeeld een kampioenschap van onze Amsterdamse trots Ajax. Ook hier zie je dat men op zoek is naar een confrontatie met de plaatselijke autoriteiten. Waar de jongeren vroeger de noodzaak hadden om de grenzen van de tolerantie van ouderen te verkennen, is dat tegenwoordig grotendeels verdwenen. Kinderen van nu hebben veel meer vrijheden. Je zou denken dat de behoefte aan confrontatie daarmee minder is geworden.
Ik ben nog op zoek naar leuke Luilakverhalen. Mocht u ze willen delen dan kan dat door te reageren op dit verhaal. Bij voorbaat dank.
Voor een artikel in Ons Amsterdam, mei 2003, Luilak Beddezak; klik hier.

woensdag 4 mei 2011

Wandelen door de joodse Plantagebuurt

Onderweg besteden we aandacht aan monumenten, interessante gebouwen en adressen in relatie tot de jaren 1940-1945. Dit gebied is niet zo maar gekozen. Dit gebied ligt in de voormalige joodse buurt van Amsterdam.
We beginnen bij het Verzetsmuseum, schuin tegenover de ingang van Artis.
  1.       Gebouw Plancius – Plantage Kerklaan 61
Aanvankelijk was gebouw Plancius (anno 1876) een sociëteitsgebouw annex zalencentrum, gesticht door de joodse zangvereniging "Oefening Baart Kunst". De zangvereniging maakte er tot 1894 gebruik van. Het was een bekend vergaderadres van het opkomende socialisme. Van 1915 tot 1993 diende het, na een verbouwing en uitbreiding, als bedrijfspand. Eerst was het een garage voor taxi's (ARM, de Amsterdamsche Rijtuig Maatschappij). Gedurende de jaren 1944-1945 gebruikte de Duitse bezetter het gebouw om er een aantal voertuigen in te stallen. Van 1970 tot 1993 was het gebouw een stalling van de ongevallendienst van de verkeerspolitie. Vanaf 1 mei 1999 werd het Verzetsmuseum voor publiek geopend.

Loop van gebouw Plancius door Plantage Kerklaan naar hoek Henri Polaklaan (met de rug naar het museum naar rechts) naar de hoofdingang van Artis.

2.       Dierentuin Artis
Aan de overkant is de ingang van ARTIS (opgericht in 1838). De dierentuin is gedurende de hele oorlog voor het publiek geopend gebleven (vanaf september 1941 was het joden verboden om o.a. Artis te bezoeken, terwijl die er juist heel graag kwamen). Het topjaar was 1943. De Duitse bezetter vond dierentuinen een goed middel om de mensen op te voeden: daar konden ze leren dat vooral de sterkste dieren en rassen overleven. (De Duitsers vonden zichzelf Germaans of Arisch en dus het beste mensenras en de joden vonden ze minderwaardig. Logisch dus dat die niet zouden overleven .... dat was immers de natuur). In Artis kwamen ook vaak Duitse soldaten. Zo konden de Nederlanders zien dat ze gewoon heel aardig waren. Dat is opvallend, zeker gezien het feit dat er gedurende de bezettingsjaren zo’n 150 a 300 onderduikers in Artis aanwezig waren, onder wie een aantal joden. Ook verstopten vooral joden zich tijdens razzia's in de dierentuin, bijvoorbeeld in de apenrots. De rots was over het water te bereiken met een loopplank. De joden verstopten zich in de holle rots en de plank werd weer snel weggehaald. Was de razzia voorbij dan konden de mensen weer weg. In Artis zelf is nooit een razzia geweest.

Joods Amsterdam had een bijzondere bond met Artis, wat altijd goed te zien was door de drukte op sabbat en joodse feestdagen. Alleen al door dit aspect zou de Duitse bezetting voor Artis een ingrijpende aangelegenheid worden. Dat bleek al meteen op 15 mei 1940, toen de Duitse bezetting een feit was. Die dag pleegde dr. E.Boekman, een bestuurslid van Artis, samen met zijn vrouw zelfmoord. Hij was een van de bekendste joden van Amsterdam.

Artis is één keer in acuut gevaar geweest: in de nacht van 13 op 14 juli 1941 bestookten geallieerde vliegtuigen het spooremplacement aan de Doklaan met brandbommen, waarbij ook Artis werd getroffen. Gebouwen vatten vlam en onder de dieren dreigde paniek uit te breken. Het liep allemaal net goed af.
Het toenemende gebrek aan voedsel en brandstof leverde - vooral in de hongerwinter van 1944/45 - zeer grote problemen op. De vindingrijke directeur Sunier wist er steeds weer wat op te vinden, bijvoorbeeld door de dieren ander voedsel te geven. In de hongerwinter kregen de leeuwen zelfs stokvis. Als je een rat (lekker en voedzaam) naar Artis bracht kreeg je 5 cent. Ook bleek het voer soms te aanlokkelijk voor het hongerige publiek. Begin 1945 slachtten indringers een van de twee varkens op de kinderboerderij en namen het mee. Kinderen jatten het brood van de beren. Met een lange stok met een spijker eraan
trokken ze het brood door de tralies naar zich toe.

Steek de straat over de Henri Polaklaan in.

Deze laan heette eerst Plantage Franschelaan en werd in november 1945 genoemd naar Henri Polak (1868-1943). Deze joodse Amsterdammer heeft een zeer belangrijke rol gespeeld in de socialistische arbeidersbeweging. Polak was onder meer oprichter van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond (ANDB) en van de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP)

3.       Hersteld Apostolische Gemeente – Henri Polaklaan
Aan uw linkerhand, op nr. 34-42, bevindt zich het voormalige kerkgebouw van de Hersteld Apostolische Gemeente uit 1912. Het gebouw is ontworpen door architect H.F. Sijmons.

Steek over naar de overkant

4.       Woning opperrabijn Nederlandse-Israelitische Hoofdsynagoge Amsterdam – Henri Polaklaan
Aan de andere kant van de straat op nr. 17 woonde L.H. Sarlouis, van 1936 tot 1942 de opperrabijn van de Nederlandse-Israelitische Hoofdsynagoge Amsterdam. In die hoedanigheid was hij geestelijk leider van verreweg de grootste groep orthodoxe joden. Sarlouis werkte in 1941 mee aan de vorming van de omstreden Joodsche Raad. Deze Joodsche Raad heeft van 13 februari 1941 tot eind september 1943 bestaan. Sarlouis zou de oorlog niet overleven.

We gaan weer naar de overkant en vervolg uw weg tot u huisnummer 12A/B bereikt.
5.       Portugees-Israelitisch Ziekenhuis (PIZ) – Henri Polaklaan
Het voormalig Portugees-Israelitisch Ziekenhuis (PIZ) dateert uit 1916. Boven de deur zit een reliëf: een pelikaan die haar drie jongen voedt met haar eigen bloed. Dit is het door de Portugees-joodse gemeente gehanteerde symbool van liefdadigheid.
In 1943 stelde de Duitse bezetter een aantal van de ruim 8600 Nederlandse gemengd gehuwde joden voor de keus: sterilisatie of deportatie. Dergelijke sterilisaties werden in dit ziekenhuis uitgevoerd. Deze gesteriliseerde joden werden ‘ontstert’; ze hoefden de gele Davidsster niet te dragen. In deze tijd werden door artsen veel valse onvruchtbaarheids-verklaringen uitgereikt.


6.       Nationaal Vakbondsmuseum – Henri Polaklaan
Tegenover het PIZ ziet u een groot gebouw met een brede stenen trap naar de ingang. Hier pal tegenover bevindt zich sinds 1991 het. Dit pand uit 1900, oorspronkelijk het gebouw van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkers bond (ANDB) kan je zien als een drievoudig monument. Ten eerste is het een bijzonder bouwwerk van de idealistische architect Berlage, ten tweede een blijvende herinnering aan de joodse diamant-bewerkers en hun voorman Henri Polak, en ten derde de eerste 'burcht' van de Nederlandse sociaal-democratie.
Het mooiste moment beleefde dit gebouw in november 1919, toen de bond op grootscheepse wijze zijn vijfentwintigjarig bestaan vierde. ‘De Burcht’ was met honderden lampjes verlicht.

U loopt nu de Henri Polaklaan uit tot aan de Plantage Parklaan. Wanneer u oversteekt en uw weg vervolgt naar links, nadert u de ingang van het:

7.       Wertheim Park
Het park is aangelegd ter ere van de joodse bankier en weldoener A. C. Wertheim (1832-1897). De sfinxen bij de parkingang zijn in 1982 geplaatst, ter vervanging van negentiende eeuwse exemplaren. De oude sfinxen, van tin, waren inmiddels wegens slijtage verwijderd.
Voorbij de ingang van het park komt u via het voetpad links uit bij een fontein met
randschrift, het Wertheimmonument uit 1898. Even later bereikt u het monument 'NOOIT MEER AUSCHWITZ' gemaakt door Jan Wolkers, gemaakt in opdracht van het Nederlands Auschwitz Comité. Lees het tekstbord bij het monument met een toelichting van Jan Wolkers. Dit monument is al drie keer (zwaar) beschadigd geraakt.

U verlaat het park via dezelfde manier als hoe u er in bent gekomen. U gaat naar rechts en steekt de weg over. Aan de overkant van de weg gaat u naar links. U bevindt zich nu op de Plantage Middenlaan.

8.       Desmet Studio’s Amsterdam – Plantage Middenlaan 4A
De Art Deco-gevel van Desmet herinnert aan het Rika Hoppertheater, dat werd geopend in 1927. In 1938, in het geboortejaar van koningin Beatrix, kwam er iets nieuws: het Beatrixtheater. Prominente, uit Duitsland gevluchte joodse artiesten brachten er revues en cabaret. Exclusief joods werd het theater in september 1941, toen de Duitse bezetter rigoureus de scheiding tussen joden en niet-joden doorvoerde.  Theo Desmet kocht het pand in 1946 en maakte er een bioscoop van.
Vanaf 2001 bevinden zich twee TV-studio's, zes geluidsstudio's en een eigen studiocafé in het voormalige theater. Er worden dagelijks meerdere radio- en TV-uitzendingen opgenomen of live uitgezonden. Voor de publieke omroep worden wekelijks circa 50 radio-uitzendingen of gedeelten daarvan verzorgd. Een aantal programma's is gratis toegankelijk voor publiek

Een van de beruchtste Jodenvervolgers Aus der Funten, ging vaak in burgerkleding naar het theater om naar zijn favoriete joodse artiest Willy Rosen te kijken. Toch moest het theater in 1942 zijn deuren sluiten.


9.       Dansschool van Dop en Mona Helms – Plantage Middenlaan 19
Aan de overkant van de straat komt u langs huisnummer 19 wat nu een garage is.
Vroeger bevond zich hier de populaire dansschool van het echtpaar Dop en Mona Helms.
Dop en Mona Helms boden tijdens de Duitse bezetting hulp aan onderduikers. Na zijn arrestatie in juni 1942 werd hij zwaar mishandeld, maar hij liet niets los.
Hij stierf begin 1943, na mishandeling in de gevangenis. Zijn vrouw zette op clandestiene basis de dansschool voort. Door haar toedoen bleef de dansschool tot de bevrijding een verzetsadres, eerst als onderduikplaats, tenslotte als wapenopslag en wapeninstructieruimte van de BS (Binnenlandse Strijdkrachten) .

In 1942 moesten dansschoolhouders zich aansluiten bij de Kultuurkamer, een instelling die als doel had om de cultuur onder Nationaal Socialistische vlag te brengen. Mona Helms weigerde en ging clandestien verder. Het dansinstituut is tot 1954 blijven bestaan.

10.   Hollandsche Schouwburg  – Plantage Middenlaan 24
De Plantage was echt een theaterbuurt. Als schouwburg hield dit pand in juli 1942 op te bestaan. Het had toen vijftig jaar van afwisselend theaterleven achter de rug. In oktober 1941 was het de Joodse Schouwburg gaan heten, 'uitsluitend toegankelijk voor joods publiek'. Tenslotte waren er alleen nog matinees. Dat kon niet anders - joden moesten al
om acht uur 's avonds weer terug zijn in hun woning, met de tram reizen mochten ze niet meer, en hun fietsen hadden ze moeten inleveren.
In september 1942 kreeg de schouwburg de functie van doorgangshuis bij de massale jodendeportaties. Met strozakken werden er slaapplaatsen ingericht. Van de 140.000 joden in Nederland (1940) werden er meer dan 100.000 vermoord. Via de Hollandsche Schouwburg zijn in 1942 en 1943 circa 70.000 joden op transport gesteld. De reis per trein voerde van Amsterdam eerst naar een verzamelplaats elders in Nederland, meestal kamp Westerbork in Drenthe, soms kamp Vught in Noord-Brabant. Daarna volgde voor de grote meerderheid van de gevangen joden het traject naar de vernietigingskampen Auschwitz of Sobibor.

De Hollandsche Schouwburg was ontworpen door de architect C.A. Bombach in de Internationale Stijl van die tijd, een soort Classicisme. Op het dak stonden een rij beelden, van de Griekse god Apollo en vier van zijn muzen.

Na de oorlog waren er plannen om het gebouw weer zijn oude functie terug te geven. Er was zelfs al een naam: Piccadilly. Een actiegroep zorgde er voor dat dit niet doorging. Het zou echter nog tot 1958 duren voordat er een monument van de Hollandsche Schouwburg werd gemaakt. De schouwburg is nu een gedenkplaats met o.m. een eeuwige vlam en een namenwand met alle 6.700 familienamen van de uit Nederland gedeporteerde en vermoorde joden.
Het kleurige gebouw van Aldo van Eyck aan de overkant is in de plaats gekomen van het oude Talmoed Toragebouw dat hier tot 1976 heeft gestaan. Hier werden ooit joodse godsdienstlessen verzorgd. In de jaren ´20 van de vorige eeuw werd dit het adres van de Joodse Kindercrèche Huize Henriëtte.

Jonge joodse kinderen werden in 1942-1943 in de Hollandsche Schouwburg gescheiden van hun ouders en overgebracht naar de Kindercrèche. Functionarissen van de Joodsche Raad probeerde via allerlei wegen zoveel mogelijk kinderlevens te redden. Veel van deze joodse kinderen zijn in de handen van verschillende verzetsgroepen beland en hebben op deze manier de oorlog overleefd. Een belangrijke rol in dit reddingswerk had schouwburgdirecteur Walter Suskind.

11.   Hervormde Kweekschool voor Onderwijzers – Plantage Middenlaan 27
Aan de gevel bevindt zich een plaquette “Aan allen die hebben geholpen joodse kinderen voor deportatie te behoeden”.
In deze school en crèche bevonden zich veel joodse peuters en kleuters. Regelmatig bezocht ene Theo de Bruin de school. Precies op het moment dat er een tram tussen de voortdurend bewaakte schouwburg en de kweekschool doorreed kwam hij weer naar buiten, met enkele kinderen uit de slaapzaal. Dit geschiedde met volledige medewerking van kweekschooldirecteur Johan van Hulst.

Theo de Bruin heette eigenlijk Joop Woortman en kort voor de bevrijding is hij in concentratiekamp Bergen-Belsen vermoord. Burgemeester Ed van Thijn verrichte in 1992 de plechtige onthulling van het Joop Woortmanplein in Amsterdam Osdorp. Voormalig burgemeester Ed van Thijn was één van deze peuters die door Joop Woortman in 1943 zijn gered.

12.   Bevolkingsregister van Amsterdam – Plantage kerklaan 36
Rechts naast Artis-ingang: het gebouw met het lage middengedeelte. De zolderverdieping ontbreekt sinds 1943, de afscheiding van het schuine dak is nog te zien. In dit gebouw, waar nu het Artis Geologisch Museum zich bevindt, was tot 1968 het bevolkingsregister gevestigd. In het bevolkingsregister stond je naam, waar je woonde en je geloof. Alle gegevens van alle mensen in de gemeente Amsterdam werden in grote kaartenbakken bewaard. Zo kon de Duitse bezetter precies zien waar joden woonden of waar jonge mannen woonden die
moesten gaan werken in de fabrieken in Duitsland. Onderduiken was ook extra moeilijk omdat van elk huis bekend was wie er woonde.
Op 27 maart 1943 stak een groep verzetsmensen hier de brand in. De brandweer talmde met blussen, en bluste daarna overvloedig. Het kaartsysteem was na de brand bijna helemaal verkoold, doorweekt en door elkaar gegooid.
Op de plaquette rechts naast de ingang staan de namen van de verzetsmensen die na enige tijd gepakt zijn en doodgeschoten. Gerrit van der Veen (beeldhouwer en verzetsman) was ook bij de daders. Hij is toen gewond geraakt maar heeft kunnen ontsnappen en is pas later gepakt en geëxecuteerd vanwege zijn verzetswerk.

De meeste daders van deze aanslag werden gearresteerd, als gevolg van verraad. Het gezelschap was zeer divers: kunstenaars, medici, een architect, een hispanoloog en een kleermaker. Enkele waren joods. Het proces tegen de groep werd gevoerd op 18 juni 1943 voor het SS- und Polizeigericht in het huidige Tropenmuseum. De saamhorigheid in deze groep was groot. Hier is heimelijk verslag van gemaakt door medeverdachte Yvo Pannenkoek.